Zusters en broeders,
Op Sacramentsdag vieren we de heilige eucharistie, een van de zeven sacramenten. De ontvangst van die sacramenten begint al heel vroeg, namelijk bij ons doopsel. Dat wordt bestendigd door de heilige eucharistie, de verzoening of boeteviering, het vormsel, de ziekenzalving, het huwelijk en het priesterschap. En daarmee zien we dat niemand de zeven sacramenten kan ontvangen, want ben je getrouwd, dan kan je geen priester worden, en ben je priester, dan kan je niet trouwen.
Vandaag vieren we dus de heilige eucharistie, en die wordt geïllustreerd in het evangelie. Dat speelt zich af op een eenzame plaats in de woestijn, waar een grote menigte zich rond Jezus heeft verzameld om te luisteren naar zijn Blijde Boodschap en om genezen te worden van hun ziektes en tekorten. Maar dan zien de twaalf apostelen een groot probleem: hoe gaan die vijfduizend mannen aan eten geraken? Wellicht wordt dat probleem nog veel groter wanneer Jezus zegt: ‘Geef gij hun maar te eten.’ Maar hoe kunnen ze dat? ‘Wij hebben maar vijf broden en twee vissen’, brengen ze in. En met dat beetje zien ze geen enkele mogelijkheid om vijfduizend mannen eten te geven, en genoeg geld om eten te gaan kopen hebben ze ook niet. Maar dat is ook niet wat Jezus vraagt. Wat Hij wel vraagt is geloof, overgave, inzet, delen.
Dat vraagt Hij ook aan ons, en wellicht antwoorden ook wij heel dikwijls: ‘Wij hebben maar …, en dan vullen we verder aan. ‘We hebben maar weinig tijd.’ ‘We hebben onze eigen zorgen.’ ‘We hebben niet genoeg geld om het zomaar weg te geven.’ ‘We hebben de moed niet om daaraan te beginnen.’
‘We hebben maar vijf broden en twee vissen’, zeggen de apostelen, in de hoop dat Jezus zal zeggen: ‘Ge hebt gelijk, dat is veel te weinig.’ Maar dat zegt Hij niet. Wat Hij wel zegt is dat ze doen wat Hij hun vraagt. En dat geldt ook voor ons. Ook aan ons vraagt Jezus dus schijnbaar onmogelijke dingen. Dingen die we niet aan kunnen omdat we te oud, te moe, te arm, te ik weet niet wat nog allemaal zijn om te doen wat Hij vraagt. Goed zijn voor onze medemensen, hulpvaardig zijn, bidden tot God, nederig zijn, respect hebben voor de natuur, en nog zoveel andere dingen die onszelf en anderen gelukkig en de wereld leefbaar maken. En zulke inzet is nodig, want we leven in een wereld waar op vele plaatsen honger heerst, waar oorlog is, waar uitbuiting en onderdrukking is, waar leugen en bedrog de norm zijn geworden. We voelen ons machteloos tegenover al die miserie, maar ook in die omstandigheden zegt Jezus: ‘Geef gij hun maar te eten.’ Met andere woorden: ‘Wees niet onverschillig. Reageer vanuit uw geloof, want Ik ben u altijd nabij.’
En zo zien we dat Sacramentsdag veel meer is dan de viering van de heilige eucharistie. Als we strak te communie gaan, ontvangen we niet een stukje gewijd brood, maar het lichaam van Christus. Zo worden wij deel van Hem, zo treedt Hij letterlijk in ons binnen, en vraagt Hij dat wij Hem uitdragen. ‘Doe dit tot mijn gedachtenis’, zei Hij uitdrukkelijk op het Laatste Avondmaal.
Zusters en broeders, Sacramentsdag is een dag van aanbidding, maar ook van zending. Wij ontvangen Jezus, en wij dragen Hem uit in ons leven. We spannen ons dus in om te zijn zoals Hij: een teken van liefde en een werktuig van vrede, een bron van vergeving, van barmhartigheid, van inzet voor onze naasten en voor de natuur. In het evangelie hoorden we dat dit leidt tot een veelvuldig overschot van rust, van geluk, van vrede, van mee voelen en mee leven. Laten we ons dus inspannen om echt te beleven wat Sacramentsdag is: een viering omdat Jezus in ons leeft, en omdat zijn liefde altijd meer geeft dan we durven hopen. Een overvloed die we kunnen doorgeven in zijn naam. Laten we dus niet blijven hangen in ’We hebben maar’, want in Jezus’ handen is ‘maar’ meer dan genoeg. We hebben maar een beetje moed, een klein geloof, een beetje overschot … maar dat is genoeg, want met dat beetje kan Jezus, kan God grote dingen doen. Amen.